Vertaaltheorie en -praktijk: de Klassieken – vingeroefeningen

cursus homeonderwerpenvertaalprojecten vingeroefeningen

Aan het begin van de cursus krijgen de studenten een kleine vertaalopdracht – een kort en luchtig gedichtje of prozaverhaaltje naar keuze – waarvan zij door het semester heen twee tot drie bijgeschaafde versies indienen. Daarbij wordt soms gekozen voor een transmediale aanpak.

Twee versies van een vrij stuitend maar tegelijk ook literair gesofisticeerd Latijns scheldepigram uit de Carmina Priapea (nr. 46, 1ste eeuw n.Chr.). De spreker is de viriele fallusgod Priapus:

  • Latijnse brontekst:

O non candidior puella Mauro,
sed morbosior omnibus cinaedis,
Pygmaeo brevior gruem timenti,
ursis asperior pilosiorque,
Medis laxior Indicisve bracis:
manes hinc, licet ut liberet, ires;
nam quamvis videar satis paratus,
erucarum opus est decem maniplis,
fossas inguinis ut teram dolemque
cunni vermiculos scaturrientis.

  • Vert. Emma Marchau (2019-20), als een speels-archaïserend sonnet:

Ach jonge deerne, gelaat niet blanker dan
een moor, ontuchtig als een sodomiet,
gestalte bochelachtig als de stam
der dwergen. Nooit verwijlt in jachtgebied

een beer met ruiger, stugger stekelvacht
dan uw behaarde vel, en ruimer dan
de Indische pofbroek is uw wijde gracht.
Vertrek of blijf, ja ga gerust uw gang

want alhoewel mijn voorkomen geheel
en wel gewillig oogt, toch is er nood
aan bundels kruiden voor mijn edel deel

aleer ik binnenglip ginds in uw sloot,
en op de wormpjes wroetend in uw haard
meedogenloos fors inhak met mijn zwaard.

  • Vert. Jolien Desmet (2018-19), als moderne rap:

Dag, gegroet, meisje zonder franje,
zwarter dan een pot en ketel
en die knecht uit Spanje.
Geiler ook dan een escorte met een Piet.
Klein als tuinkabouters in ‘t gras
die je niet ziet. Mooi ben je niet,
dat is nauwelijks een sneer.
Hariger dan Bruintje, ongelikter dan een beer.
Ik hoorde al, zonder dat ik graag bevestig:
je geslacht is weidser – dan een broek uit achtenzestig.

Blijf je echt? Ga nu maar weer.

Ik lijk misschien wel goed bedeeld, gigantisch groot geschapen,
neem tien potjes Viagra, motiveer mezelf: ‘Te wapen!’
Ik dwing mezelf maar, kan er me niet toe brengen
in je repugnante preut mijn Priapisch zaad te plengen.
Ben ik geen stijve hark, yo – laat het dan maar los.
ik ben een houten klaas, ik ben nu ook de klos.

Tegen die spatieuze spleet – trek ik liever niet van leer
vol van gespuis, waarmee ik niet graag copuleer.
Ik durf het niet doorwaden, daar ik gruwel van de maden,
krioelend op de kaden – van je klef kanaal.

 

Bij deze ook nog twee versies van een scatologische vertelling uit het Griekse moppenboek Philolegos (nr. 243, 4de eeuw v.Chr.?), zonder al te veel literaire pretenties:

  • Griekse Brontekst:

Λείξουρος εἰς τρύγην ὑπὸ φίλου κληθεὶς καὶ ἀπλήστως φαγὼν σῦκα καὶ σταφυλάς, <τῇ νυκτὶ> ὑπὸ τῆς γαστρὸς αὐτοῦ νυχθεὶς ἔδοξεν ὁρᾶν ἐπὶ συκῆς τὸν φίλον αὐτοῦ καθήμενον καὶ τοῦτον προσκαλεῖσθαι, ἵνα φάγῃ σῦκα. ἀναστάντος δὲ ἤρεσεν αὐτοὺς ἀπὸ τῆς συκῆς χέσαι ἄνωθεν. βιαζόμενος οὖν τὰ στρώματα κατέχεσεν. ὡς δὲ ἐξυπνίσας ἐπέγνω, τὰ στρώματα πλύνας πάλιν [ἀπλήστως φαγὼν] ἐκοιμήθη. καὶ θεωρεῖ πάλιν καθ’ ὕπνους τὸν φίλον ἐπὶ τῆς συκῆς καθήμενον καὶ τοῦτον ὁμοίως ἀνελθεῖν προτρεπόμενον. ὁ δὲ πρὸς αὐτὸν ἀναβλέψας εἶπε· Πάλιν μοι θέλεις ἐμπαῖξαι, ἵνα ἀπὸ τῆς συκῆς ἄνωθεν δόξας χέζειν τὰ στρώματα ῥυπώσω. ἀλλ’ ἐγὼ ἄνωθεν δόξας χέζειν τὰ στρώματα ῥυπώσω. ἀπάρτι οὐ μὴ ἐμπαιχθῶ· πρῶτον γὰρ χέσω καὶ οὕτως ἀνέλθω. βιαζόμενος οὖν πάλιν τὰ στρώματα κατετίλησεν.

  • Annemie Hautekeete (2019-20), als een platvloers Jantjes-gedicht:

Jantje zag eens vijgen hangen,
vrat zich vol, de zoetebek,
en ‘s nachts hadden zijn arme darmen
aan verteerwerk geen gebrek!
Hij droomde van de vijgenbomen;
en daar zat Piet al op een tak,
hem roepend om erbij te komen:
‘Kijk, hoe ’k naar beneden kak!’
Dus Jantje klom gezwind naar boven,
kakte vrolijk zonder schroom.
Maar hij, nog volop aan het dromen,
kakt in bed, niet uit de boom!
Jantje werd geschrokken wakker
tussen lakens vol met stront.
En na het schrobben en het wassen
at hij wéér zijn buikje rond.
Hij droomde wéér van vijgenbomen,
en wéér zat Piet daar op zijn tak,
hem roepend om erbij te komen:
‘Kijk, hoe ’k naar beneden kak!’
Maar Jantje had zijn les geleerd
en riep terug: ‘Geen tweede keer!
Na vannacht weet ik wel beter,
dat grapje lap je mij niet meer!’
Mij doen geloven dat ik zomaar
met beide billen over een tak
zit te schijten uit de hoogte
en dan mijn lakens onder kak!
Weet je wat, ik schijt mijn vijgen
vóór het klimmen op de grond.’
Dus Jantje perst en perst en perst
en schijt zijn bed weer vol met stront.